Verwarm de oven voor op 200 °C. Neem de soufflévorm, smeer deze in met boter, bestuif hem met bloem en tik de overtollige bloem er weer af.

Maak eerst een bechamelsaus: Smelt de boter heel zachtjes, laat het vooral niet verkleuren. Doe de bloem door een zeef en roer met een houten lepel door de boter tot een egale massa. Laat op zeer laag vuur garen terwijl je blijft roeren. Een paar minuten is voldoende, hij moet net niet verkleuren.
 

Schenk een scheut koude melk bij het warme mengsel en laat het al roerend boven laag vuur indikken. Voeg de rest van de melk toe en blijf roeren, liefst met een garde. De saus moet nog tien minuten heel zachtjes sudderen terwijl je blijft roeren.
 

Breng op smaak met zout, peper en nootmuskaat. Laat de saus afkoelen tot het lauw is en meng de kaas erdoor. Scheid het eiwit van het eigeel en roer de eidooiers door het kaasmengsel.

Klop de eiwit schuimig tot stijf, dus niet te stijf. Schep nu voorzichtig met een spatel een klein deel van het eiwit door het kaasmengsel. Als het eiwit is opgenomen spatel je het kaasmengsel door de rest van het eiwit. Schep het geheel zo snel en luchtig mogelijk door elkaar.
 

Vul de vorm voor twee derde met het mengsel en zet hem 20-30 minuten in de oven. Open de oven nooit tijdens het souffleren om inzakken te voorkomen.