Terwijl mijn zoon en ik door het bos liepen, stond hij ineens stil. Zijn oog viel op een slak, die midden op het pad kroop. Voorzichtig tilde hij hem op, zette hem in de bosjes en rende weer door. Ik vertelde hem dat veel mensen slakken echt een lekkernij vinden. “Slakken zijn toch geen eten?!” zei hij. “Dat vind ik zielig”, voegde hij eraan toe. Dat verbaasde me. Ik had verwacht dat hij slakken vies – of zelfs ‘goor’ - zou vinden, maar zielig? “En een koe dan?” vroeg ik hem. “Is een koe wel eten”? Daar moest hij even over nadenken.

Uiteindelijk kwam het hoge woord eruit. “Ja, een koe is wel eten”. Maar even later krabbelde hij een beetje terug. Een koe was eigenlijk ook geen eten. Maar wel heel lekker. Misschien wel zijn lievelings. Eigenlijk wilde hij er liever niet over nadenken en dat begreep ik wel. Als je iets lekker vindt, praat je het eten ervan gemakkelijk goed voor jezelf.

Ik besloot het moment aan te grijpen om hem uit te leggen waarom ik ervoor kies om plantaardige zuivel en geen vlees te eten. Voor hetkanWEL hadden we net 25 redenen om geen vlees te eten op een rij gezet, dus ik had genoeg argumenten om uit te kiezen, maar ik wilde hem geen schuldgevoel aanpraten.

Samen vergaapten we ons aan het goed gevulde schap met vleesvervangers

Voorzichtig vertelde ik dat melkkoeien elk jaar van een kalfje moeten bevallen om melk te blijven geven. Dat de kalfjes na de bevalling vaak direct bij hun moeder worden weggehaald. Maar ook dat er in Nederland honderden miljoenen kippen en varkens hun korte leven in een klein hok slijten. In plaats van dat ze vrolijk in de buitenlucht scharrelen.  

Minder vlees en zuivel eten, is ook beter voor mensen en de natuur, vervolgde ik. Ik gebruikte de metafoor van een voetbalveld, want daar kon hij zich wat bij voorstellen. Om een vleeseter te voeden, hebben we twee voetbalvelden aan landbouwgrond nodig. Als we die twee voetbalvelden gebruiken om voedsel te verbouwen voor mensen, dan kunnen we 20 mensen voeden en is er ook meer ruimte voor de natuur.

Mijn verhaal kwam aan en samen besloten we dat hij ook wat vaker vegetarisch zou gaan eten. Om hem te betrekken bij deze stap, nam ik hem mee naar de supermarkt. Samen vergaapten we ons aan het goed gevulde schap met vleesvervangers. Het aanbod leek eindeloos.

In de weken die volgden, probeerde hij als een soort Keuringsdienst van waarde allerlei smaken, merken en producten uit. We lazen de ingrediëntenlijst, proefden de producten ‘puur’ en ik verwerkte ze in sauzen. Hij hield een lijstje bij met zijn favorieten, waarbij met stip bovenaan de producten stonden die leken op, en smaakten naar, vlees.

Tegelijkertijd probeerde ik hem ook te motiveren om wat alternatieven te proeven, die niet op vlees leken, maar wel dezelfde eigenschappen als vlees hadden. Ik kookte me een slag in de rondte en maakte courgetteburgers, pasta in bietensaus met witte bonen en spannende salades met zaden en noten. Allemaal boordevol vitaminen, mineralen en eiwitten, maar voor hem een brug te ver.

Ik kwam tot de conclusie dat ik niet te hard van stapel moest lopen. Hij had een eerste stap gezet en at minder vlees. Voor nu was dat genoeg. Het leren waarderen van nieuwe smaken heeft tijd nodig. En dat begint bij een eerste stap. Of in dit geval bij een eerste hap.

BinnensteBuiten en het platform hetkanWEL delen hun missie om zoveel mogelijk mensen te inspireren om op een toegankelijke manier bewuster te leven. Wyke en Asceline gidsen ons in de vorm van een tweewekelijks column door de de wereld van duurzaamheid.