Kappen kijken in de kerk
‘Ik zat vroeger in de kerk al de witte kappen te tellen van de vrouwen die in klederdracht op de banken voor me zaten,’ vertelt Jankees terwijl hij een Zuid-Bevelandse protestantse kap met naald en draad herstelt. ‘Dat fascineerde me toen al. Dat kant en die plooien. Pas vanaf mijn achttiende ontstond mijn interesse voor het maken en herstellen. Dankzij mijn vriendin Nel, ze is nu 81. Zij zei, als jij leert plooien, dan gaat het tenminste een paar generaties verder. Als ik een nieuwe kap kocht, zocht ik steeds vaker zelf uit hoe het precies moest, want er was niemand meer die het droeg aan wie ik het kon vragen. En dat werden er steeds meer.’
Dichter op de huid van iemand van vroeger kan je niet komen
Uitstervend ambacht
Langzaam verdwijnen de vrouwen met hun mooie witte kappen die per streek verschillen, uit het straatbeeld. Daardoor verdwijnt ook langzaam het ambacht, de vaardigheden en technieken die bij het maken, stijven en plooien van de verschillende mutsen horen. En zijn in totaal slechts een paar honderd vrouwen die nog de dracht en de kennis dragen. Jankees is langzaam uitgegroeid tot een vakman die deze specialistische kennis verzamelt, in kaart brengt en dagelijks toepast. Nu behoren musea, particulieren, klederdrachtgroepen en ontwerpers tot de opdrachtgevers van Jankees. ‘Als een ontwerper iets heel anders wil gebaseerd op de oude technieken, dan doe ik dat ook. Zo heb ik voor een zangeres een zwarte kap gemaakt.’
Tijd is geld
Het wassen, herstellen, stijven, plooien en onderzoek doen naar technieken, stoffen en stijlen kost veel tijd. Jankees doet het niet om er rijk van te worden. ‘Het zijn allemaal deelhandelingen. Terwijl iets hangt te drogen, ben ik bezig een andere kap met naald en draad te herstellen. Elke handeling kost veel tijd. En dat heb ik. Maar je zou dat nu niet meer werkelijk kunnen berekenen, dan wordt het onbetaalbaar. Daarbij is tijd op een andere manier kostbaar. In onze maatschappij moet alles snel en meteen klaar. Als ik een workshop plooien geef zeg ik altijd dat de deelnemers niet te veel moeten verwachten. Je moet er minstens 500 honderd hebben gedaan, wil het een beetje lukken. En die tijd denken we niet meer te hebben.’
Cultureel erfgoed
Belangrijk is dat de kennis van het ambacht van kappen maken niet verloren gaat, vindt Jankees. ‘Ook al wordt het op straat niet meer gedragen, het is een uiting geweest van onze streekcultuur en van individuele vrouwen en ook mannen die bijzondere kappen lieten maken voor hun vrouwen. Het hoort bij ons cultureel erfgoed. Daarom voel ik het als mijn plicht dit ambacht door te zetten.’