Met mijn pinpas in mijn hand rende ik op station Utrecht een horecagelegenheid in. Ik had zin in koffie en nog een paar minuten om mijn aansluiting te halen. Toen ik wilde bestellen, kreeg ik spontaan keuzestress. Er waren zo veel verschillende soorten melk om uit te kiezen. Het werd erwtenmelk.

‘Erwtenmelk?’, dacht ik even later hijgend in de trein. Van soja-, haver-, kokos- of koeienmelk wist ik zeker dat ik het lekker vond. Van erwtenmelk wist ik alleen dat het goed was voor het milieu, omdat ze in Nederland verbouwd worden. Maar bij de eerste aanblik was ik blij verrast. De schuimlaag was mooi en na de eerste slok moest ik concluderen dat ook de smaak niet tegenviel. Tevreden zakte ik achterover in mijn stoel.

Een flexi-vegan

Zo’n 12 jaar geleden werd ik me bewust van mijn eetgewoonten. Ik bezocht een lezing over de impact van ons Westerse eetpatroon op het klimaat en hoorde voor het eerste dat we eigenlijk 1,5 aardbol (nu 1,7) nodig hadden om iedereen ter wereld te kunnen voeden. De spreker vertelde dat we konden terugschroeven naar 1 aardbol door dierlijke eiwitten grotendeels uit ons dieet te schrappen en vaker plantaardig te eten.

Dat werkt zo: om 1 kilo vlees te produceren, is er 5 kilo aan plantaardig voedsel nodig. Dat is dus niet heel efficiënt. Als we diezelfde landbouwgrond zouden gebruiken om plantaardig eten voor mensen te verbouwen, is er namelijk veel meer voedsel beschikbaar. Sterker nog: dan zouden we genoeg moeten hebben om iedereen op aarde te voeden. Het was een wat theoretische discussie, want we hebben natuurlijk maar 1 planeet, maar het zette me wel aan het denken. Vanaf dat moment werd ik een flexi-vegan.

Droge brownies en zompige bonen

Plantaardig eten leek me ook een eenvoudige manier om mijn steentje bij te dragen aan een leefbare planeet, maar dat viel in het begin een beetje tegen. Ik houd ontzettend van lekker eten, maar ben ik niet gezegend met een keukenprinsessen-gen. Als gevolg daarvan stelde ik de eerste jaren mijn eigen smaakpapillen en die van mijn naasten ernstig op de proef. Slijmerige tofu, taaie pannenkoeken, droge brownies en zompige bonen stonden regelmatig op het menu. Maar met de jaren schoten vegan foodbloggers, kookboeken, apps en plantaardige vlees- en zuivelvervangers in de supermarkt me te hulp. Inmiddels draai ik mijn hand niet meer om voor een sappige linzenburger, vegan andijviestamppot of een rijsttafel.

Een derde van al het eten dat we wereldwijd produceren, eindigt niet op een bord, maar in de vuilnisbak

Voedselverspilling tegengaan

Terwijl ik me steeds verder in ons voedselsysteem verdiepte, begreep ik ook dat minder dierlijke eiwitten eten niet het enige is dat we moeten doen om klimaatverandering tegen te gaan en voedsel eerlijk te verdelen. Een derde van al het eten dat we wereldwijd produceren, eindigt namelijk niet op een bord, maar in de vuilnisbak. Bananen of appels met deukjes halen de supermarkt niet eens, bakjes met restjes verschimmelen achter in ijskasten en het vragen om een doggybag in een restaurant is voor veel mensen nog echt een drempel. Hierdoor loopt voedselverspilling bij producenten, restaurants, supermarkten en bij mensen thuis op tot een schokkende 1.3 miljard ton per jaar. Je zou er moedeloos van worden, maar ik besloot niet bij de pakken neer te zitten

Heel veel genieten

Ik eet nu zo veel mogelijk lokaal, seizoensgebonden, biologisch en plantaardig. Zo steun ik boeren in mijn directe omgeving, worden er voor mij nauwelijks exotische producten de aardbol over gesleept en is gif op mijn groenten overbodig. Door alleen te kopen wat ik nodig heb, gooi ik minder weg. Dat is niet alleen beter voor het milieu, maar scheelt ook geld, dat ik weer kan gebruiken om biologische producten te kopen. Maar het belangrijkste is dat ik geniet van wat ik eet, want het draagt niet alleen bij aan een beter klimaat en een gezondere planeet, maar ook echt aan mijn eigen geluksgevoel