Als eerste verzamel je al je materiaal. Het is belangrijk dat je niet zomaar materiaal uit de natuur meeneemt. Je kan het materiaal kopen bij het tuincentrum, maar het is misschien leuker om afspraken te maken met de eigenaar van de wilg. Gemeenten, boeren of buren zijn vaak blij als jij hun snoeiafval op komt halen. 

Met een mal bepaal je waar je de dikste wilgentenen (60 cm) de grond in slaat.

Sla de takken als kleine paaltjes, met de dikke kant naar onder 30 cm de bodem in. Je steekt de dikke kant naar onder, zodat de wilgentak weer uit kan lopen. Zo wordt je bak steviger en vergroot je de biodiversiteit in je moestuin. Je moet de bak dan af en toe wel even snoeien.  

Verwijder de mal.

Sla nu aan de binnenzijde eenzelfde tak de grond in, zodat een kleine doorgang ontstaat.

Hiertussen stapel je de takken van 120 cm aan de korte zijde en 200 cm aan de lange zijde. 

Na een stapel van vijf bind je de takken goed vast met de dunste wilgentenen. Tip: je kan de dunste wilgentenen even in water leggen voor meer buigzaamheid. 

Je kan de bak aan het einde nog afwerken door alle wilgentaken op gelijke lengte te knippen. Je kan de levensduur van de bakken verlengen door gebruik te maken van anti-worteldoek. Dit heeft wel nadelen voor het milieu, omdat de meeste worteldoeken van plastic zijn gemaakt. Je kan de bakken ook zonder anti-worteldoek vullen met tuinaarde.