Rol het bladerdeeg uit, smeer het in met zachte boter en snijd het doormidden. Rol beide delen op en druk het zachtjes aan zodat het blijft plakken. Snijd de rollen doormidden en dek ze af. Laat ze 30 minuten opstijven in de koelkast.

Voor de vulling maak je eerst de suikerstroop. Meng de suiker met het water en breng het aan de kook. Voeg het kaneelstokje en de schillen van de citroen toe. Kook het door totdat de suiker is opgelost. Zet het vuur uit en laat het 10 minuten staan, zodat de smaken goed in het suikerwater trekken. Zeef het daarna.

Meng de bloem met de melk en roer tot een gladde pap. Verwarm het in een pan terwijl je blijft roeren op halfhoog vuur. Wanneer het echt dik wordt, haal je het van het vuur.

Voeg beetje bij beetje de suikerstroop door de pap, waarbij je de pap telkens weer glad roert. Als alle suikerstroop er door zit, giet je de vulling in een kom en dek je het af. Laat het afkoelen tot kamertemperatuur.

Smeer de vormpjes in met een dun laagje boter.

Snijd het deeg in plakjes van 1 tot 1,5 cm en leg ze in de beboterde vormpjes. Duw met je duimen het deeg gelijkmatig in het vormpje, zodat het helemaal bedekt is.

Voeg 5 eierdooiers toe aan de pap en roer het glad. Giet tot 3/4 van de vormpjes vol met deze vulling.

Zet ze in een goed voorverwarmde oven op 240 graden. Bak ze in 7, maximaal 9 minuten gaar.

Laat ze iets afkoelen en haal dan de Pastel de nata uit de vormpjes. Leg ze op een rooster om goed af te koelen. Ze zijn het allerlekkerst als ze op kamertemperatuur zijn.