Kook de quinoa volgens de verpakking. Giet de quinoa af en meng met de olijfolie en het sap van de citroen. Laat het goed afkoelen. Snijd ondertussen de bosui, peterselie, munt en dille fijn. Verdeel de kruiden over de tabouleh. 

Ga verder met het maken van de labneh. Maak een geurloze kaas- of theedoek goed vochtig en plaats deze in een zeef, die je boven een kom hangt. Giet de yoghurt in de kaas- of theedoek. Bind de doek aan de bovenkant dicht en plaats dit een nacht in de koelkast.

Roer een beetje zout door de uitgelekte yoghurt en verdeel de yoghurt in een plat schaaltje. Maak met de achterkant van een eetlepel wat kuiltjes in de yoghurt en sprenkel er ruim olijfolie over en strooi er wat za’atar overheen.

Snijd de flatbreads in repen. Verhit de olie in een ruime pan met dikke bodem tot 180 graden. Frituur de stukjes brood in delen in 1 tot 2 minuten goudbruin en krokant. Laat uitlekken op keukenpapier en bestrooi met wat sumak en een beetje zout.

Schep de tabouleh in een schaal. Doe daar de granaatappelpitjes overheen. Verkruimel vervolgens de feta boven de tabouleh. Serveer met het gefrituurde flatbread en de labneh.