Voor de zelfgemaakte zuurkool doe je het zout en de kool in een kom. Kneed het goed door elkaar. Wacht 5 minuten en herhaal het masseren tot er veel vocht uit de kool komt. Doe de kool in een schone weckpot en duw dit goed aan tot het vocht bovenop de kool ligt. Duw het onder met een dekseltje. Laat dit twee weken op het aanrecht staan. Proef of het zuur genoeg is en zet het vervolgens in de koelkast tot gebruik.

Begin met het maken van de kerriezuurkool. Doe de boter in de pan en voeg de kerrie en gemberpoeder toe. Bak dit even goed aan en voeg dan de zuurkool toe. Laat het 15 minuten zachtjes stoven.

Schil en kook de aardappels. Kook de rookworst met de aardappelen mee. Als de aardappelen gaar zijn haal je de rookworst uit de pan. Stoom de aardappelen droog en stamp ze. Voeg de boter, crème fraîche, nootmuskaat en de melk toe en roer tot een gladde aardappelmousseline.  

Doe de zilveruitjes met sap en al in een steelpan en voeg de suiker toe. Breng het aan de kook en wacht tot de uitjes gaan karamelliseren. Haal ze van het vuur af.

Doe de kerriezuurkool in een ovenschaal. Leg hier de gekarameliseerde uitjes op. Daar gaat de aardappelmousseline overheen. Duw in de mousseline de plakjes rookworst. Snijd de katenspek in kleine reepjes en strooi over de schotel. Doe dit 20 minuten in de oven op 180 graden.